Ontspannen genieten van je oude dag in een rusthuis is er soms niet bij. Een spraakmakende moordzaak is die van kloosterzuster Godfrieda uit het jaar 1977. Voor deze tiendelige serie artikelen ging ik 35 jaar later op onderzoek uit.
Op 25-jarige leeftijd begint Cecile haar loopbaan als Apostolin van de Heilige Jozef. Na eerst werkzaam te zijn geweest als vroedvrouw, gaat ze in 1967 aan de slag als verpleegster op de geriatrische afdeling van een klein rusthuis in Wetteren. Uiteindelijk wordt ze daar als hoofdverpleegkundige aangesteld. Als ze hier een aantal jaren werkt, krijgt ze hevige hoofdpijnen. Ze gaat naar een dokter en die vindt het noodzakelijk dat ze nader wordt onderzocht. Er wordt een hersentumor geconstateerd. Een operatie is onafwendbaar. In haar schedel wordt een zilveren plaat ingebracht. Om de pijn te bestrijden, krijgt ze verdovende middelen voorgeschreven die hoofdzakelijk bestaan uit opium en morfine derivaten. Het is dan 1975.
De medische ingreep maakt de situatie er niet beter op. Vanaf dat moment gaat het helemaal mis. Haar persoonlijkheid verandert. Ze raakt verslaafd aan de voorgeschreven middelen. Gevolg is dat haar humeur hier zwaar onder te lijden heeft. Dat neemt dusdanig ernstige vormen aan dat ze onuitstaanbaar en onberekenbaar wordt voor haar verpleegsters. Ze snauwt hen af en soms uit ze zware bedreigingen. Zoals die ene keer waarop ze tijdens de nachtdienst tegen één van haar verpleegsters zegt: ‘Uw man heeft me toestemming gegeven u kapot te maken. En dat zal ik doen ook!’ Zuster Godfrieda zwaait tijdens deze bedreiging met een mes. De verpleegster is daardoor zo bang, dat ze vlucht en zich enkele uren onder een kast verstopt. Regelmatig zien de verpleegsters Zuster Godfrieda door de gang zwalken alsof ze dronken is. Hoewel dat zeker gebeurde, was haar vreemde gedrag meestal te wijten aan het gebruik van de verdovende middelen. Lees hier het vierde deel uit deze serie.