Het vertellen van verhalen moet ik van mijn vader hebben geërfd. Zo kon hij als de beste minutieus uiteenzetten wat hij in de Tweede Wereldoorlog allemaal had beleefd. Ik maakte grappen met hem over de invordering van fietsen door de Duitse bezetter.
Het is toepasselijk dat ik na zijn overlijden in zijn spullen een foto van hem tegen kwam, al fietsend op een lange weg. Deze had ik nog niet eerder gezien. Vermoedelijk is deze foto van mijn vader in de vijftiger jaren genomen, in ieder geval na de oorlog. En toen dacht ik meteen terug aan het feit dat Hitler zijn troepen opdroeg om duizenden fietsen op te eisen. Overigens ging het ook om auto’s, gebouwen, klokken, radiotoestellen, koper en zelfs paarden. Als het over fietsen ging, had mijn vader het altijd over houten banden. Er waren in de oorlog immers geen fatsoenlijke rubberen exemplaren meer te krijgen. En had hij het over het paard van de schillenboer dat vlak voor zijn ouderlijk huis aan de Binckhorstlaan in Den Haag volledig was uitgeput, om vervolgens dodelijk ineen te zakken. Waar mensen met messen en bijlen op afstormden om maar een stuk vlees te kunnen bemachtigen. Iedereen was wanhopig.
Mijn vader had geen tuinpad. En toch denk ik aan hem als ik het meest bekende liedje van Wim Sonneveld hoor. Het gaat over de nostalgie naar het oude dorpse Deurne: ‘En langs het tuinpad van mijn vader, zag ik de hoge bomen staan. Ik was een kind, hoe kon ik weten, dat dat voorgoed voorbij zou gaan’. Die laatste zin. Over nostalgie. Waarom is de tijd nooit meer terug te draaien, vraag ik mij dan af. Alles wat voorbij gaat. Het blijft ongrijpbaar. Over hoe ik hem nu nog van alles had willen vragen over in ieder geval die Tweede Wereldoorlog. Ik ben blij dat ik nog in verschillende oorlogsmusea met hem ben geweest. Het maakte bij hem alleen nog maar meer verhalen los. Verhalen die ik nu enorm mis.