Ontspannen genieten van je oude dag in een rusthuis is er soms niet bij. Een spraakmakende moordzaak is die van kloosterzuster Godfrieda uit het jaar 1977. Voor deze tiendelige serie artikelen ging ik 35 jaar later op onderzoek uit.
Bestuursvoorzitter Romain Verschooris gaat in gesprek met verpleegster Luciënne Rasschaert die naar hem is toegestapt. Hij lijkt nu wat ontvankelijker en belooft er wat aan te doen. Dat blijkt een loze belofte. Er wordt geen onderzoek ingesteld naar de verdachte overlijdensgevallen. Zuster Godfrieda zet haar moordpraktijken op de bewoners in het rusthuis voort. Twee dagen later dient zich wederom een overlijdensgeval aan. Het betreft de 79-jarige inwoonster Irma de Backer die, na een paar nachten slecht geslapen te hebben, op 14 augustus 1977 na het middagmaal een injectie krijgt toegediend. Nauwelijks vier uur later is ze dood. Het is sinds januari de tiende persoon die overlijdt. De bestuursvoorzitter speelt een beslissende rol.
Op 15 augustus 1977 verschijnt Zuster Godfrieda opeens niet meer in het rusthuis. Kort erna wordt ze opgenomen in een ziekenhuis in Gent. Vanuit daar verhuist ze naar een instituut in Warinchem om hier een ontwenningskuur te ondergaan. Het bestuur van het rusthuis wil de kwestie verborgen houden en schakelt de politie bewust niet in. Men vindt het afschuwelijk en onverdiend als de kloostergemeenschap van de Apostolinen van de Heilige Jozef door deze overlijdensgevallen in opspraak zou komen. Het personeel van het rusthuis krijgt een spreekverbod opgelegd. Praten betekent onmiddellijk ontslag. Met het nemen van deze drastische maatregel lijkt de rust terug te keren. Dat is van korte duur. Omstreeks kerstmis van datzelfde jaar ontstaat er onder de verpleegsters opnieuw grote beroering. Er ligt een kerstkaart op de deurmat waarop geschreven staat: ‘Tot binnenkort’. Deze is afkomstig van Zuster Godfrieda die voornemens is terug te keren. Lees hier het zevende deel uit deze serie.