Vanaf jongs af aan ben ik gefascineerd door grote vrachtwagens die voor de televisie worden gebruikt. Ik ben al in heel wat hypermoderne rijdende studio’s geweest. Telkens vraag ik mij weer af hoe het mogelijk is dat er zoveel hoogwaardige techniek op zo’n relatief beperkte oppervlakte kan worden gerealiseerd.
In Nederland wordt in het jaar 1967 de kleurentelevisie geïntroduceerd. Als opvolger van het traditionele zwart-wit betekende dat een enorme technische vooruitgang. Maar dat ging wel flink in de financiële papieren lopen. De Nederlandse regering stelde zich afwachtend op. De NTS (later NOS) vroeg veel geld om de kleurentelevisie mogelijk te maken. Het betekende de nodige investeringen aan nieuwe studio’s, apparatuur en zendinrichtingen. En daarbij kwam de vraag: wilde de consument de prijzige toestellen straks gaan aanschaffen? Dat die vrees ongegrond is gebleken, weten we. Mijn ouders waren relatief laat met het kopen van een kleurentelevisie, terwijl mijn opa en oma er vanaf de eerste dag al eentje hadden staan.
Dat er voor het maken van televisie-uitzendingen op technisch vlak erg veel om de hoek komt kijken, is in menige huiskamer wellicht dan nog niet bekend. Zeker als het gaat om werken op locatie, waar dan ook in Nederland. De NTS bestelt in 1968 onder meer een Mercedes Benz, van het type LP 2223. In 1969 verlaat deze vrachtwagen de fabriek om in 1970 geleverd te worden aan de NOS. Het betreft een techniekwagen van de zogenoemde ‘trein 9’. En is een van de eerste die met kleurentelevisie werkt en waarmee uitzendingen kunnen worden gemaakt. Zo’n trein bestond uit meerdere wagens, voor de techniek, het geluid, de regie, de decors en een zendmast. Het signaal moest immers ook nog naar de huiskamer worden verstuurd. De aanschafkosten van ‘trein 9’ bedroegen in 1968 drie miljoen gulden. Kortom, televisie maken was zo simpel nog niet.