Er was geen twijfel over mogelijk. Ik had als kind maar één vurige wens: cameraman worden bij de NOS. Geen idee waar die wens vandaan kwam en waarom dat nooit wat is geworden. Die gedachte borrelde weer bij me naar boven toen ik een oude televisiecamera in een verloren hoekje op het Mediapark in Hilversum tegenkwam.
Met een grote, lege kartonnen doos die ik bij de supermarkt had gehaald, een koker waar een poster in had gezeten en vooral heel veel plakband en touwtjes, knutselde ik mijn eigen televisiecamera in elkaar. Aan creativiteit had ik geen gebrek. Toen hij af was, wist ik zeker: ik was nu professioneel cameraman. Ik richtte hem ’s avonds op de televisie in de huiskamer, als mijn ouders ondertussen naar het journaal zaten te kijken. Misschien hadden zij toch wel het vermoeden dat ik hiermee in mijn eigen fantasiewereld leefde.
Bij de NOS vroeg ik in 1975, ik was toen 11 jaar, meer specifieke informatie en kreeg terstond een boekje opgestuurd over hoe het bij deze organisatie precies werkte. Ik heb het boekje nog: de Nederlandse Omroep Stichting. Want toen in 1951 de televisie officieel haar intrede deed, beschikten de organisaties die samen de ‘radio-omroep’ vormden, over geen enkele televisie-accommodatie. Daarom kreeg het samenwerkingsorgaan voor de televisie (de Nederlandse Televisie Stichting, met de NRU samengevoegd tot één NOS), tot taak het televisiebedrijf op gang te brengen. Ik zie zwart-wit foto’s van de camera-controlekamer, de beeldbandregistratie, een opnamestudio, de regiekamer en de ruimte waar de film-weergave-apparatuur stond opgesteld. Maar ook de decormontagehal, het rekwisietenmagazijn en de ruimten waar de machinale houtbewerking plaatsvond en maquettes werden gemaakt. Niet wetende dat ik jaren later op zoveel plekken achter de schermen van de televisie zou komen om hierover artikelen te schrijven.